Shabbat Shalom!
Welkom bij Bamidbar / In de Wildernis
- de Profetische lezing van deze week.
Profetie 51, 109, 45;
Numeri 1: 1-4: 20;
Hosea 1: 10-2: 20;
Romeinen 15: 1-7;
Torah Lezing
Hosea 1: 10 - 2:20;
1
10 Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet
gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar
tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden:
Kinderen van de levende ELOHIM.
11 Dan zullen de Judeeërs bijeengebracht worden samen met de Israëlieten. Zij
zullen voor zich één Hoofd aanstellen en uit het land oprukken; want groot zal
de dag van Jizreël zijn.
12 Zeg tegen uw broeders: Ammi, [Een Volk] en tegen uw zusters: Ruchama. [Medelijden]
2
1 Klaag uw moeder aan, klaag haar aan, want zij is Mijn vrouw niet en Ik ben
haar Man niet. Laat zij haar hoererij van haar gezicht wegdoen, en haar overspel
van tussen haar borsten.
2 Anders zal Ik haar naakt uitkleden, haar neerzetten als op haar geboortedag,
haar maken als de woestijn, haar doen worden als een dor land en haar doen
sterven van de dorst.
3 Ook over haar kinderen zal Ik Mij niet ontfermen, omdat zij kinderen van de
hoererijen zijn.
4 Want hun moeder heeft hoererij bedreven; zij die van hen zwanger is geweest,
heeft zich schandelijk gedragen. Zij zegt immers: Ik ga achter mijn minnaars aan;
die geven mij mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn
drank.
5 Daarom, zie, Ik ga uw weg met dorens omheinen, Ik zal haar met een muur
omgeven, zodat zij haar paden niet zal kunnen vinden.
6 Zij zal haar minnaars najagen, maar hen niet inhalen; hen zoeken, maar hen
niet vinden. Dan zal zij zeggen: Ik ga, ik keer terug naar mijn vorige Man, want
toen had ik het beter dan nu.
7 Zíj erkent echter niet dat Ik het ben Die haar gegeven heeft het koren, de
nieuwe wijn en de olie, dat Ik het zilver en het goud voor haar vermeerderd heb,
dat zij voor de Baäl gebruikt hebben.
8 Daarom keer Ik terug en neem Ik Mijn koren weg op zijn tijd, en Mijn nieuwe
wijn op de daarvoor vastgestelde tijd. Ik ruk Mijn wol en Mijn vlas weg, waarmee
zij haar naaktheid moet bedekken.
9 Nu dan, Ik zal haar schaamte ontbloten voor de ogen van haar minnaars, en
niemand zal haar uit Mijn hand redden.
10 Ik zal al haar vreugde doen ophouden, haar feesten, haar nieuwemaansdagen
(Rosh-Hodesh) en haar Shabbatten, ja, al haar feestdagen.
11 Ik zal haar wijnstok en haar vijgenboom verwoesten, waarvan zij zegt: Die
vormen voor mij het hoerenloon dat mijn minnaars mij gegeven hebben. Maar Ik zal
er een woud van maken en de dieren van het veld zullen ervan vreten.
12 Ik zal haar de dagen van de Baäls vergelden, waarop zij reukoffers aan hen
bracht. Zij tooide zich met haar ring en haar halssieraad en ging achter haar
minnaars aan, maar Mij vergeet zij, spreekt YAHUVEH.
13 Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar
hart spreken.
14 Ik zal haar daarvandaan haar wijngaarden geven, en het Dal van Achor tot een
deur van hoop. Daar zal zij zingen als in de dagen van haar jeugd, als op de dag
dat zij wegtrok uit het land Egypte.
15 Op die dag zal het gebeuren, spreekt YAHUVEH, dat u Mij zult noemen: mijn
Man, en Mij niet meer zult noemen: mijn Baäl!
16 Dan zal Ik de namen van de Baäls uit haar mond wegdoen en aan hun namen zal
niet meer gedacht worden.
17 Ik zal voor hen een verbond sluiten op die dag met de dieren van het veld,
met de vogels in de lucht en de kruipende dieren op de aarde. En boog, zwaard en
strijd zal Ik van de aarde doen verdwijnen, en Ik zal hen onbezorgd doen
neerliggen.
18 Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen: ja, Ik zal u tot Mijn bruid nemen
in gerechtigheid en in recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid.
19 In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult YAHUVEH kennen.
20 Op die dag zal het geschieden, spreekt YAHUVEH, dat Ik zal verhoren. Ik zal
de hemel verhoren
en die zal de aarde verhoren.
Romeinen 15: 1-7
15
1 Maar wij die sterk zijn, zijn verplicht de zwakheden van hen die niet sterk
zijn te dragen, en niet onszelf te behagen.
2 Laat daarom ieder van ons zijn naaste behagen ten goede, tot opbouw.
3 Want ook de MESSIAS heeft niet Zichzelf behaagd, maar zoals geschreven staat:
Al de smaad van hen die U smaden, is op Mij gevallen.
4 Want alles wat eertijds geschreven is, is tot onze onderwijzing eerder
geschreven, opdat wij in de weg van volharding en vertroosting door de Schriften
de hoop zouden behouden.
5 En ELOHIM van de volharding en van de vertroosting moge u geven onderling
eensgezind te zijn in overeenstemming met Messias YAHUSHUA,
6 opdat u eensgezind, met één mond, de ELOHIM en Vader van onze Heere YAHUSHUA
de Messias verheerlijkt.
7 Daarom, aanvaard elkaar zoals ook Messias ons aanvaard heeft, tot ELOHIM's
heerlijkheid.