Shabbat Shalom!
Welkom bij Vayikra / En Hij Riep
- de Torah lezing van deze week.


Leviticus 1: 1-6: 7

1 YAHUVEH riep Mozes en sprak tot hem vanuit de tent van ontmoeting:
2 Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen: Wanneer iemand van u YAHUVEH een offergave wil aanbieden, moet u uw offergave aanbieden van het vee, van de runderen en van het kleinvee.
3 Als zijn offergave een brandoffer van runderen is, moet hij een mannetje zonder enig gebrek aanbieden. Hij moet dat bij de ingang van de tent van ontmoeting aanbieden om een welgevallen voor zich te vinden voor het aangezicht van YAHUVEH.
4 Daarna moet hij zijn hand op de kop van het brandoffer leggen, zodat het hem ten goede zal komen door verzoening voor hem te bewerken.
5 Dan moet hij het jonge rund slachten voor het aangezicht van YAHUVEH. En de zonen van Aäron, de priesters, moeten het bloed aanbieden en het bloed sprenkelen rondom op het altaar dat bij de ingang van de tent van ontmoeting is.
6 Daarna moet hij de huid van het brandoffer afstropen en het in zijn stukken verdelen.
7 Vervolgens moeten de zonen van de priester Aäron vuur maken op het altaar en hout op het vuur schikken,
8 en dan moeten de zonen van Aäron, de priesters, de stukken, de kop en het vet schikken op het hout dat op het vuur van het altaar ligt.
9 Maar zijn ingewanden en zijn poten moet men met water wassen, en de priester moet dat alles op het altaar in rook laten opgaan. Het is een brandoffer, een vuuroffer, een aangename geur voor YAHUVEH.
10 Als nu zijn offergave een brandoffer uit het kleinvee is, van de schapen of de geiten, moet hij een mannetje zonder enig gebrek aanbieden.
11 Dan moet hij het slachten aan de noordkant van het altaar voor het aangezicht van YAHUVEH. En de zonen van Aäron, de priesters, moeten zijn bloed rondom op het altaar sprenkelen.
12 Vervolgens moet hij het in zijn stukken verdelen, met de kop en zijn vet, en de priester moet dat op het hout schikken dat op het vuur van het altaar ligt.
13 Maar de ingewanden en de poten moet men met water wassen, en de priester moet dat alles aanbieden en op het altaar in rook laten opgaan. Het is een brandoffer, een vuuroffer, een aangename geur voor YAHUVEH.
14 Als nu zijn offergave voor YAHUVEH een brandoffer van vogels is, moet hij zijn offergave aanbieden van tortelduiven of van jonge duiven.
15 De priester moet die dan bij het altaar aanbieden, hem de kop afknijpen en op het altaar in rook laten opgaan. Zijn bloed moet daarna tegen de zijwand van het altaar uitgedrukt worden.
16 Zijn krop met de veren moet hij daarna verwijderen. Hij moet die namelijk naast het altaar werpen, aan de oostkant, op de ashoop.
17 Dan moet hij het dier bij de vleugels inscheuren, zonder die eraf te trekken. De priester moet het op het altaar, op het hout dat op het vuur ligt, in rook laten opgaan. Het is een brandoffer, een vuuroffer, een aangename geur voor YAHUVEH.

2

1 Wanneer een persoon YAHUVEH een graanoffer als offergave aanbiedt, moet zijn offergave meelbloem zijn. Dan moet hij er olie op gieten en er wierook op leggen.
2 Dan moet hij het naar de zonen van Aäron, de priesters, brengen. En één van hen moet een handvol nemen van die meelbloem en die olie, met al de bijbehorende wierook, en de priester moet dit als gedenkoffer ervan in rook laten opgaan op het altaar. Het is een vuuroffer, een aangename geur voor YAHUVEH.
3 Wat nu van het graanoffer overblijft, is voor Aäron en zijn zonen. Het is het allerheiligste van de vuuroffers van YAHUVEH.
4 En wanneer u als offergave een graanoffer aanbiedt dat in de oven gebakken is, moeten het ongezuurde koeken van meelbloem zijn, met olie gemengd, en ongezuurde platte koeken, met olie bestreken.
5 Als uw offergave echter een graanoffer is dat op de bakplaat is bereid, moet het van meelbloem zijn, met olie gemengd en ongezuurd.
6 Breek het in stukken en giet er olie op. Het is een graanoffer.
7 Maar als uw offergave een graanoffer is dat in de pan is bereid, moet het bereid worden uit meelbloem met olie.
8 Dan moet u het graanoffer dat daarmee bereid is, bij YAHUVEH brengen. Men moet het de priester aanbieden, en die moet het naar het altaar brengen.
9 De priester moet een deel van dat graanoffer als gedenkoffer ervan omhoog heffen en op het altaar in rook laten opgaan. Het is een vuuroffer, een aangename geur voor YAHUVEH.
10 Wat nu van het graanoffer overblijft, is voor Aäron en zijn zonen. Het is het allerheiligste van de vuuroffers van YAHUVEH.
11 Geen enkel graanoffer dat u YAHUVEH aanbiedt, mag met zuurdeeg bereid worden. Want u mag niets van wat met welk zuurdeeg of welke honing dan ook bereid is, als een vuuroffer voor YAHUVEH in rook laten opgaan.
12 Als offergave van eerstelingen mag u die aan YAHUVEH aanbieden, maar ze mogen niet als een aangename geur op het altaar komen.
13 Elke offergave van uw graanoffers moet u met zout bereiden. Het zout van het verbond met uw God mag u aan uw graanoffer niet laten ontbreken. Bij al uw offergaven moet u zout aanbieden.
14 En wanneer u YAHUVEH een graanoffer van de eerste vruchten aanbiedt, moet u in het vuur geroosterde verse aren als graanoffer van uw eerste vruchten aanbieden, gebroken korrels van vers graan.
15 U moet er daarna olie bij doen en er wierook op leggen. Het is een graanoffer.
16 En de priester moet een deel van de gebroken graankorrels en van de olie, met al de bijbehorende wierook, als gedenkoffer in rook laten opgaan. Het is een vuuroffer voor YAHUVEH.

3

1 Als iemands offergave een dankoffer is, als wat hij aanbiedt van de runderen is, of het nu een mannetje of een vrouwtje is: zonder enig gebrek moet hij het voor het aangezicht van YAHUVEH aanbieden.
2 Dan moet hij zijn hand op de kop van zijn offergave leggen en die slachten bij de ingang van de tent van ontmoeting. En de zonen van Aäron, de priesters, moeten het bloed rondom op het altaar sprenkelen.
3 Daarna moet hij van het dankoffer het vet dat de ingewanden bedekt en al het vet dat aan de ingewanden vastzit, als vuuroffer aan YAHUVEH aanbieden,
4 en ook de beide nieren met het vet dat eraan vastzit, tegen de lendenen aan, en het net over de lever, dat hij tegelijk met de nieren verwijderen moet.
5 De zonen van Aäron moeten dat dan op het altaar in rook laten opgaan, met het brandoffer dat op het hout op het vuur ligt. Het is een vuuroffer, een aangename geur voor YAHUVEH.
6 Als zijn offergave als dankoffer voor YAHUVEH afkomstig uit het kleinvee afkomstig is, of het nu een mannetje of een vrouwtje is: zonder enig gebrek moet hij het aanbieden.
7 Als het een lam is dat hij als zijn offergave aanbiedt, moet hij het aanbieden voor het aangezicht van YAHUVEH.
8 Vervolgens moet hij zijn hand op de kop van zijn offergave leggen en die slachten vóór de tent van ontmoeting. En de zonen van Aäron moeten zijn bloed rondom op het altaar sprenkelen.
9 Daarna moet hij van het dankoffer een vuuroffer aan YAHUVEH aanbieden: zijn vet, de hele staart, die hij dicht bij de ruggengraat moet verwijderen; het vet dat de ingewanden bedekt en al het vet dat aan de ingewanden vastzit,
10 dan de beide nieren met het vet dat eraan vastzit, tegen de lendenen aan, en het net over de lever, dat hij tegelijk met de nieren moet verwijderen.
11 De priester moet dat daarna op het altaar in rook laten opgaan. Het is voedsel, een vuuroffer voor YAHUVEH.
12 Als nu zijn offergave een geit is, moet hij die voor het aangezicht van YAHUVEH aanbieden.
13 Vervolgens moet hij zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten vóór de tent van ontmoeting. En de zonen van Aäron moeten zijn bloed rondom op het altaar sprenkelen.
14 Daarna moet hij hiervan zijn offergave aanbieden, een vuuroffer voor YAHUVEH: het vet dat de ingewanden bedekt en al het vet dat aan de ingewanden vastzit,
15 dan de beide nieren met het vet dat eraan vastzit, tegen de lendenen aan, en het net over de lever, dat hij tegelijk met de nieren moet verwijderen.
16 De priester moet die vervolgens op het altaar in rook laten opgaan. Het is voedsel, een vuuroffer met een aangename geur. Al het vet moet voor YAHUVEH zijn.
17 Dit moet in al uw woongebieden een eeuwige verordening zijn, al uw generaties door: u mag totaal geen vet of bloed eten.

4

1 YAHUVEH sprak tot Mozes:
2 Spreek tot de Israëlieten en zeg: Als een persoon zondigt door een onopzettelijke overtreding van enig gebod van YAHUVEH, iets wat niet gedaan mag worden, maar wat hij toch doet tegen één van de geboden
3 – ook als de priester, de gezalfde, gezondigd heeft, zodat het volk schuldig wordt – dan moet hij voor zijn zonde, die hij begaan heeft, als zondoffer aan YAHUVEH een jonge stier aanbieden – het jong van een rund – zonder enig gebrek.
4 Dan moet hij de jonge stier bij de ingang van de tent van ontmoeting voor het aangezicht van YAHUVEH brengen, zijn hand op de kop van de jonge stier leggen en de jonge stier slachten voor het aangezicht van YAHUVEH.
5 Vervolgens moet de priester, de gezalfde, een deel van het bloed van de jonge stier nemen en het naar de tent van ontmoeting brengen.
6 Dan moet de priester zijn vinger in het bloed dopen en een deel van het bloed moet hij zeven keer sprenkelen voor het aangezicht van YAHUVEH, namelijk vóór het voorhangsel van het heilige.
7 En de priester moet een deel van het bloed strijken op de hoorns van het altaar voor het geurige reukwerk, dat in de tent van ontmoeting staat voor het aangezicht van YAHUVEH. En hij moet al het overige bloed van de jonge stier uitgieten aan de voet van het brandoffer altaar, dat bij de ingang van de tent van ontmoeting staat.
8 Verder moet hij al het vet van de jonge stier van het zondoffer omhoog heffen, het vet dat de ingewanden bedekt en al het vet dat aan de ingewanden vastzit,
9 dan de beide nieren met het vet dat eraan vastzit, tegen de lendenen aan, en het net over de lever, dat hij tegelijk met de nieren moet verwijderen,
10 net zoals het van het rund van het dankoffer omhoog geheven wordt. De priester moet dat vervolgens op het brandoffer altaar in rook laten opgaan.
11 Maar de huid van de jonge stier en al zijn vlees, met zijn kop en met zijn poten, en zijn ingewanden en zijn mest,
12 dus heel de jonge stier, moet hij naar buiten brengen, tot buiten het kamp, naar een reine plaats, naar de stortplaats van de as. Dan moet hij hem op hout met vuur verbranden. Op de stortplaats van de as moet hij verbrand worden.
13 Als echter heel de gemeenschap van Israël zonder opzet gezondigd heeft en de zaak voor de ogen van de gemeente verborgen is gebleven, en zij iets gedaan hebben tegen enig gebod van YAHUVEH, wat niet gedaan mag worden, en dus schuldig zijn geworden,
14 en als de zonde die zij daartegen begaan hebben, bekend is geworden, dan moet de gemeente een jonge stier – het jong van een rund – als zondoffer aanbieden en die vóór de tent van ontmoeting brengen.
15 Vervolgens moeten de oudsten van de gemeenschap hun handen op de kop van de jonge stier leggen, voor het aangezicht van YAHUVEH. Daarna moet men de jonge stier slachten voor het aangezicht van YAHUVEH.
16 Dan moet de priester, de gezalfde, een deel van het bloed van de jonge stier naar de tent van ontmoeting brengen.
17 En de priester moet zijn vinger in een deel van het bloed dopen en dat zeven keer sprenkelen voor het aangezicht van YAHUVEH, namelijk vóór het voorhangsel.
18 Een deel van het bloed moet hij dan op de hoorns van het altaar strijken dat voor het aangezicht van Adonai is, in de tent van ontmoeting. En al het overige bloed moet hij uitgieten aan de voet van het brandoffer altaar, dat bij de ingang van de tent van ontmoeting staat.
19 Verder moet hij ook al zijn vet eruit omhoog heffen en op het altaar in rook laten opgaan.
20 Hij moet dan met de jonge stier doen net zoals hij met de jonge stier van het zondoffer gedaan heeft. Zo moet hij ermee doen. Zo zal de priester voor hen verzoening doen, en het zal hun vergeven worden.
21 Vervolgens moet hij de jonge stier naar buiten brengen, tot buiten het kamp, en hem verbranden, net zoals hij de eerste jonge stier verbrand heeft. Het is een zondoffer van de gemeente.
22 Als een leider gezondigd heeft en zonder opzet tegen een van alle geboden van YAHUVEH zijn ELOHIM iets gedaan heeft wat niet gedaan mag worden, zodat hij schuldig is,
23 of als zijn zonde, die hij daartegen begaan heeft, hem later bekendgemaakt wordt, dan moet hij zijn offergave brengen: een geitenbok, een mannetje zonder enig gebrek.
24 Dan moet hij zijn hand op de kop van de bok leggen en hem slachten op de plaats waar men het brandoffer slacht voor het aangezicht van YAHUVEH. Het is een zondoffer.
25 Vervolgens moet de priester met zijn vinger een deel van het bloed van het zondoffer nemen en het op de hoorns van het brandoffer altaar strijken. Hij moet het overige bloed aan de voet van het brandoffer altaar uitgieten.
26 Verder moet hij al het vet ervan op het altaar in rook laten opgaan, net zoals het vet van het dankoffer. Zo zal de priester voor hem verzoening van zijn zonden doen, en het zal hem vergeven worden.
27 Als één persoon uit de bevolking van het land zonder opzet gezondigd heeft omdat hij iets gedaan heeft tegen een van de geboden van YAHUVEH, iets wat niet gedaan mag worden, zodat hij schuldig is geworden,
28 of als zijn zonde die hij begaan heeft, hem later bekendgemaakt wordt, dan moet hij zijn offergave brengen: een geit, een vrouwtje zonder enig gebrek, voor zijn zonde, die hij begaan heeft.
29 Dan moet hij zijn hand op de kop van het zondoffer leggen, en men moet dat zondoffer slachten op de plaats van het brandoffer.
30 Vervolgens moet de priester met zijn vinger een deel van haar bloed nemen en het op de hoorns strijken van het brandoffer altaar. En al haar overige bloed moet hij aan de voet van het altaar uitgieten.
31 Verder moet hij al het vet ervan verwijderen, net zoals het vet van het dankoffer verwijderd wordt. En de priester moet het op het altaar in rook laten opgaan als een aangename geur voor YAHUVEH. Zo zal de priester verzoening voor hem doen, en het zal hem vergeven worden.
32 Als hij nu een lam brengt als zijn offergave voor een zondoffer, moet het een vrouwtje zijn dat hij brengt, zonder enig gebrek.
33 Dan moet hij zijn hand op de kop van het zondoffer leggen en het slachten als een zondoffer op de plaats waar men het brandoffer slacht.
34 Vervolgens moet de priester met zijn vinger een deel van het bloed van het zondoffer nemen en het op de hoorns van het brandoffer altaar strijken. En al zijn overige bloed moet hij aan de voet van het altaar uitgieten.
35 Verder moet hij al het vet ervan verwijderen, net zoals het vet verwijderd wordt van het lam van het dankoffer. De priester moet het op het altaar in rook laten opgaan, op de vuuroffers van YAHUVEH. Zo zal de priester verzoening voor hem doen over zijn zonde, die hij begaan heeft, en het zal hem vergeven worden.

5

1 Als een persoon zondigt doordat hij een uitgesproken vervloeking hoort en hij dus getuige is, of dat hij het gezien heeft of het te weten gekomen is, als hij het niet vertelt, dan draagt hij zijn ongerechtigheid.
2 Of als een persoon ook maar iets onreins aanraakt – het kadaver van een onrein wild dier, of het kadaver van een onrein stuk vee, of het kadaver van een onrein kruipend dier – ook al is het voor hem verborgen gebleven, dan is hij toch onrein en schuldig.
3 Of als hij iets onreins van een mens aanraakt, wat voor onreins van hem het ook is, waardoor hij onrein wordt, ook al is het voor hem verborgen gebleven, en hij het later te weten komt, dan is hij toch schuldig.
4 Of als een persoon zweert om iets goeds te doen of iets kwaads, terwijl de woorden ondoordacht over zijn lippen komen – naar alles wat de mens ondoordacht in een eed kan uitspreken – hoewel het voor hem verborgen is, en hij het later te weten komt, dan is hij toch aan een van die woorden schuldig.
5 Het zal gebeuren, als iemand aan een van deze dingen schuldig is, dat hij dan moet belijden waarin hij gezondigd heeft.
6 Hij moet vervolgens als zijn schuldoffer vanwege zijn zonde, die hij begaan heeft, aan YAHUVEH een vrouwtje uit het kleinvee brengen: een lam of een geit als zondoffer. Zo zal de priester verzoening voor hem doen vanwege zijn zonde.
7 Maar als zijn vermogen ontoereikend is voor een stuk kleinvee, dan moet hij YAHUVEH zijn schuldoffer brengen voor de zonde die hij begaan heeft: twee tortelduiven of twee jonge duiven, één als zondoffer en één als brandoffer.
8 Hij moet die vervolgens naar de priester brengen, die eerst de ene aanbiedt die voor het zondoffer bestemd is. Hij moet zijn kop vlak achter zijn nek afknijpen, zonder die eraf te trekken.
9 Dan moet hij een deel van het bloed van het zondoffer tegen de zijwand van het altaar sprenkelen, maar de rest van het bloed moet tegen de voet van het altaar uitgedrukt worden. Het is een zondoffer.
10 En de andere moet hij volgens de bepaling als een brandoffer bereiden. Zo zal de priester verzoening voor hem doen vanwege zijn zonde, die hij begaan heeft, en het zal hem vergeven worden.
11 Maar als zijn vermogen ontoereikend is voor twee tortelduiven of twee jonge duiven, dan moet degene die gezondigd heeft, als offergave het tiende deel van een efa meelbloem als zondoffer brengen. Hij mag er geen olie op doen en er ook geen wierook op leggen, want het is een zondoffer.
12 Hij moet het naar de priester brengen, en de priester moet daarvan een handvol nemen, als gedenkoffer, en het op het altaar in rook laten opgaan, boven de vuuroffers van YAHUVEH. Het is een zondoffer.
13 Zo zal de priester verzoening voor hem doen over zijn zonde, die hij begaan heeft, in deze of gene zaak, en het zal hem vergeven worden. Het zal voor de priester zijn, net zoals het graanoffer.
14 YAHUVEH sprak tot Mozes:
15 Wanneer een persoon trouwbreuk pleegt en zonder opzet zonde begaat tegen de heilige dingen van YAHUVEH, dan moet hij als zijn schuldoffer een ram zonder enig gebrek uit het kleinvee aan YAHUVEH brengen, tegen een door u bepaalde waarde van enkele sikkels zilver, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom, als schuldoffer.
16 Zo moet hij het heilige waartegen hij gezondigd heeft, vergoeden en er een vijfde deel aan toevoegen. Hij moet dat aan de priester geven. Zo zal de priester met de ram van het schuldoffer verzoening voor hem doen, en het zal hem vergeven worden.
17 En wanneer een persoon zondigt en één van alle geboden van YAHUVEH overtreedt, wat niet gedaan mag worden, ook al wist hij het niet, dan is hij toch schuldig en moet hij zijn ongerechtigheid dragen.
18 Hij moet een ram zonder enig gebrek uit het kleinvee tegen een door u bepaalde waarde als schuldoffer naar de priester brengen. De priester zal zo verzoening voor hem doen voor zijn zonde, die hij zonder opzet en zonder het te weten gedaan heeft, en het zal hem vergeven worden.
19 Het is een schuldoffer, want hij heeft zich zeker schuldig gemaakt tegenover YAHUVEH.

6

1 YAHUVEH sprak tot Mozes:
2 Wanneer een persoon zondigt en trouwbreuk pleegt tegen YAHUVEH, doordat hij tegenover zijn naaste ontkent dat hem iets in bewaring gegeven of ter hand gesteld is, of dat hij iets geroofd heeft, of zijn naaste iets met geweld afgeperst heeft,
3 of een verloren voorwerp gevonden heeft, en hij ontkent dat en legt een valse eed af over één ding van alles wat een mens kan doen om zich daarmee te bezondigen,
4 dan moet het zó zijn – omdat hij gezondigd heeft en schuldig bevonden is – dat hij het geroofde, dat hij wegroofde, terugbrengt, of het afgeperste, dat hij met geweld afhandig maakte, of het in bewaring gegevene, dat hem in bewaring gegeven was, of het verloren voorwerp, dat hij gevonden had,
5 of alles waarover hij een valse eed afgelegd heeft. Daarvan moet hij de volle waarde vergoeden en er nog een vijfde deel aan toevoegen. Hij moet het geven aan degene die het toebehoorde, op de dag dat hij zijn schuldoffer brengt.
6 Hij moet zijn schuldoffer voor YAHUVEH naar de priester brengen, een ram zonder enig gebrek uit het kleinvee, tegen een door u bepaalde waarde, als schuldoffer.
7 Zo moet de priester verzoening voor hem doen voor het aangezicht van YAHUVEH, en het zal hem vergeven worden ten aanzien van welke zaak dan ook waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt.