Shabbat Shalom!
Welkom bij Va'etchanan / En ik Pleitte
- de Profetische lezing van deze week.
Profetie 118, 39, 99 ;
Deuteronomium 1: 1-3: 22;
Jesaja 40: 1-26;
Johannes 10: 1-42
Jesaja 40: 1-26;
40
1 Troost, troost Mijn volk, zal uw ELOHIM zeggen,
2 spreek naar het hart van Jeruzalem en roep haar toe dat haar strijd vervuld
is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij uit de hand van YAHUVEH het
dubbele ontvangen heeft voor al haar zonden.
3 Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereid de weg van YAHUVEH, maak
recht in de wildernis een gebaande weg voor onze ELOHIM.
4 Alle dalen zullen verhoogd worden, alle bergen en heuvels zullen verlaagd
worden; wat krom is, zal recht worden; wat rotsachtig is, zal tot een vlakte
worden.
5 De heerlijkheid van YAHUVEH zal geopenbaard worden, en alle vlees tezamen zal
het zien, want de mond van YAHUVEH heeft gesproken.
6 Een stem zegt: Roep! En hij zegt: Wat moet ik roepen? Alle vlees is gras en al
zijn goedertierenheid als een bloem op het veld.
7 Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest van YAHUVEH erover blaast.
Voorwaar, het volk is gras.
8 Het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord van onze ELOHIM bestaat
voor eeuwig.
9 Klim op een hoge berg, Sion, verkondigster van een goede boodschap; verhef uw
stem met kracht, Jeruzalem, verkondigster van een goede boodschap. Verhef die,
wees niet bevreesd. Zeg tegen de steden van Juda: Zie, uw ELOHIM!
10 Zie, Adonai YAHUVEH zal komen tegen de sterke, en Zijn arm zal heersen. Zie,
Zijn loon heeft Hij bij Zich, Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit.
11 Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden: Hij zal de lammetjes in Zijn armen
bijeenbrengen en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.
12 Wie heeft de wateren met de holte van zijn hand opgemeten, of van de hemel
met een span de maat genomen, of het stof van de aarde met een maatbeker gevat,
of de bergen gewogen in een waag, of de heuvels op een weegschaal?
13 Wie heeft de Geest van YAHUVEH gepeild en wie heeft Hem als Zijn raadsman
onderwezen?
14 Met wie heeft Hij beraadslaagd dat hij Hem inzicht zou geven, Hem het pad van
het recht zou leren, Hem kennis bij zou brengen of Hem de weg van veel verstand
zou doen kennen?
15 Zie, de volken worden beschouwd als een druppel aan een emmer, als een stofje
op de weegschaal. Zie, Hij heft de eilanden op als fijn stof.
16 De Libanon is niet genoeg om te branden, zijn dieren zijn niet genoeg voor
het brandoffer.
17 Alle volken zijn als niets voor Hem, zij worden door Hem beschouwd als minder
dan niets en als leegheid.
18 Met wie zou u El willen vergelijken, of welke vergelijking zou u op Hem
willen toepassen?
19 De vakman giet het beeld, de edelsmid overtrekt het met goud en smeedt er
zilveren kettingen voor.
20 Wie te arm is voor een hefoffer, kiest een stuk hout dat niet kan verrotten.
Hij zoekt een kundig vakman voor zich uit om een beeld te vervaardigen dat niet
wankelt.
21 Weet u het niet? Hoort u het niet? Is het u vanaf het begin niet
bekendgemaakt? Hebt u niet gelet op de fundamenten van de aarde?
22 Hij is het Die zetelt boven de omtrek van de aarde, waarvan de bewoners als
sprinkhanen zijn. Hij is het Die de hemel uitspant als een dunne doek en
uitspreidt als een tent om in te wonen.
23 Hij is het Die vorsten maakt tot niets, rechters van de aarde maakt tot
leegheid.
24 Ja, zij zijn niet geplant, ja, zij zijn niet gezaaid, ja, hun afgehouwen
stronk wortelt niet in de aarde. Ook als Hij op hen zal blazen, zullen zij
verdorren, en een storm neemt hen weg als stoppels.
25 Met wie zou u Mij willen vergelijken, of aan wie ben Ik gelijk? zegt de
Heilige.
26 Sla uw ogen op naar omhoog, en zie Wie deze dingen geschapen heeft; Hij is
het Die hun leger voltallig tevoorschijn brengt, ze alle bij name roept door
Zijn grote vermogen en Zijn sterke kracht;
er ontbreekt er niet één.
Johannes 10: 1-42
1 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie de schaapskooi niet door de deur binnengaat,
maar van elders naar binnen klimt, die is een dief en een rover.
2 Maar wie door de deur naar binnen gaat, die is herder van de schapen.
3 Voor hem doet de deurwachter open en de schapen horen zijn stem, en hij roept
zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.
4 En wanneer hij zijn eigen schapen naar buiten gedreven heeft, gaat hij voor
hen uit, en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen.
5 Maar een vreemde zullen zij beslist niet volgen, maar zij zullen van hem
wegvluchten, omdat zij de stem van vreemden niet kennen.
6 Deze gelijkenis sprak YAHUSHUA tot hen, maar zij begrepen niet wat datgene wat
Hij tot hen sprak, betekende.
7 YAHUSHUA dan zei opnieuw tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de
Deur voor de schapen.
8 Allen die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben
niet naar hen geluisterd.
9 Ik ben de Deur; als iemand door Mij naar binnen gaat, zal hij behouden worden;
en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden.
10 De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en verloren te laten gaan;
Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed hebben.
11 Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen.
12 Maar de huurling en wie geen herder is, die de schapen niet tot eigendom
heeft, ziet de wolf komen en laat de schapen in de steek en vlucht; en de wolf
grijpt ze en drijft de schapen uiteen.
13 En de huurling vlucht, omdat hij een huurling is en zich niet om de schapen
bekommert.
14 Ik ben de goede Herder en Ik ken de Mijnen en word door de Mijnen gekend,
15 zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; en Ik geef Mijn leven voor de
schapen.
16 Ik heb nog andere schapen, die niet van deze schaapskooi zijn; ook die moet
Ik binnenbrengen, en zij zullen Mijn stem horen en het zal worden één kudde en
één Herder.
17 Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik Mijn leven geef om het opnieuw te
nemen.
18 Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf; Ik heb macht het te
geven, en heb macht het opnieuw te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader
ontvangen.
19 Er ontstond dan opnieuw verdeeldheid onder de Joden vanwege deze woorden.
20 En velen van hen zeiden: Hij is door een demon bezeten en is buiten zinnen,
waarom luistert u naar Hem?
21 Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden van een bezetene; kan een demon soms
ogen van blinden openen?
22 En het was het feest van de inwijding van de tempel in Jeruzalem, en het was
winter.
23 En YAHUSHUA liep rond in de tempel, in de zuilengang van Salomo.
24 De Joden dan omringden Hem en zeiden tegen Hem: Hoelang houdt U ons in het
onzekere? Als U de Messias bent, zeg het ons vrijuit.
25 YAHUSHUA antwoordde hun: Ik heb het u gezegd en u gelooft het niet. De werken
die Ik doe in de Naam van Mijn Vader, die getuigen van Mij.
26 Maar u gelooft niet, want u bent niet van Mijn schapen, zoals Ik u gezegd heb.
27 Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij.
28 En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in
eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken.
29 Mijn Vader, Die hen aan Mij gegeven heeft, is meer dan allen, en niemand kan
hen uit de hand van Mijn Vader rukken.
30 Ik en de Vader zijn Één.
31 De Joden dan pakten opnieuw stenen op om Hem te stenigen.
32 Jezus antwoordde hun: Ik heb u vele goede werken van Mijn Vader laten zien.
Vanwege welk van die werken stenigt u Mij?
33 De Joden antwoordden Hem: Wij stenigen U niet vanwege een goed werk, maar
vanwege godslastering, namelijk omdat U, Die een Mens bent, Uzelf ELOHIM maakt.
34 Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd: U bent
Elohim?
35 Als de wet hén elohim noemde tot wie het woord van ELOHIM kwam, en de Schrift
niet van kracht beroofd kan worden,
36 zegt u dan tegen Mij, Die de Vader geheiligd en in de wereld gezonden heeft:
U lastert God, omdat Ik gezegd heb: Ik ben ELOHIMs Zoon?
37 Als Ik niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet,
38 maar als Ik ze doe en u Mij niet gelooft, geloof dan de werken, opdat u
erkent en gelooft dat de Vader in Mij is en Ik in Hem.
39 Zij probeerden dan opnieuw Hem te grijpen, maar Hij ontkwam aan hun handen.
40 En Hij ging opnieuw naar de overkant van de Jordaan, naar de plaats waar
Johannes eerst doopte, en Hij bleef daar.
41 En velen kwamen naar Hem toe en zeiden: Johannes deed wel geen teken, maar
alles wat Johannes over Deze Man zei, was waar.
42 En velen geloofden daar in Hem.