Shabbat Shalom!
Welkom bij Miketz / Aan het einde
- de Profetische lezing van deze week.
Profetie 24dl 1, 42, 145;
Genesis 41: 1-44: 17;
Jesaja 66: 1-24;
Lukas 24: 13-29;
Jesaja 1: 1-24;
1
1 Het visioen van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij gezien heeft over Juda en
Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia, koningen van Juda.
2 Luister, hemel, neem ter ore, aarde! Want YAHUVEH spreekt: Ik heb kinderen
grootgebracht en doen opgroeien, maar zíj zijn tegen Mij in opstand gekomen.
3 Een rund kent zijn bezitter en een ezel de kribbe van zijn eigenaar, maar
Israël heeft geen kennis,
Mijn volk heeft geen inzicht.
4 Wee het zondige volk, volk van zware ongerechtigheid, nageslacht van
kwaaddoeners, kinderen die verderf aanrichten! Zij hebben YAHUVEH verlaten, de
Heilige van Israël verworpen, zij zijn vervreemd, van achter Hem vandaan.
5 Waarom wilt u nog meer geslagen worden? U gaat gewoon door met uw afvalligheid.
Heel het hoofd is ziek, en heel het hart is afgemat.
6 Vanaf de voetzool tot het hoofd toe is er geen gezonde plek aan: wonden en
striemen en gapende wonden, niet uitgedrukt, niet verbonden, en niet met olie
verzacht.
7 Uw land is een woestenij, uw steden zijn met vuur verbrand, uw bouwland – voor
uw ogen eten vreemden het op; het is een woestenij, als door vreemden
ondersteboven gekeerd.
8 De dochter van Sion is overgebleven als een hutje in een wijngaard, als een
nachthutje op een komkommerveld, als een belegerde stad.
9 Als YAHUVEH van de legermachten ons niet een gering aantal ontkomenen had
overgelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk
geworden zijn.
10 Hoor het woord van YAHUVEH, leiders van Sodom! Neem de wet van onze ELOHIM
ter ore, volk van Gomorra!
11 Waartoe dienen voor Mij uw vele offers? zegt YAHUVEH. Ik heb genoeg van de
brandoffers van rammen en het vet van gemest vee; en in het bloed van jonge
stieren, lammeren of bokken vind Ik geen vreugde.
12 Wanneer u komt om voor Mijn aangezicht te verschijnen – wie heeft dit van uw
hand gevraagd, dit platlopen van Mijn voorhoven?
13 Breng niet langer nutteloze offers. Het reukwerk is Mij een gruwel.
Nieuwemaansdag en sabbat, het bijeenroepen van samenkomsten: Ik verdraag het
niet; het is onrecht, zelfs de bijzondere samenkomsten.
14 Uw nieuwemaansdagen, uw feestdagen haat Ik met heel Mijn ziel; ze zijn Mij
tot last; Ik ben het moe om ze te dragen.
15 wanneer u uw handen uitspreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer u uw
gebed vermeerdert, luister Ik niet: uw handen zitten vol bloed.
16 Was u, reinig u! Doe uw slechte daden van voor Mijn ogen weg! Houd op met
kwaad doen,
17 leer goed te doen, zoek het recht! Help de verdrukte, doe de wees recht,
bepleit de rechtszaak van de weduwe!
18 Kom nu, laten wij samen een rechtszaak voeren, zegt YAHUVEH. Al waren uw
zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw; al waren ze rood als
karmozijn, ze zullen worden als witte wol.
19 Als u gewillig bent en luistert, zult u het goede van het land eten,
20 maar als u weigert en ongehoorzaam bent, zult u door het zwaard gegeten
worden; want de mond van YAHUVEH heeft gesproken.
21 Hoe is de trouwe stad tot een hoer geworden! Vol recht was zij, gerechtigheid
overnachtte in haar, maar nu – moordenaars!
22 Uw zilver is tot schuim geworden, uw wijn is vermengd met water.
23 Uw vorsten zijn opstandig en metgezellen van dieven. Ieder van hen houdt van
geschenken,nzij jagen wederdiensten na. De wees doen zij geen recht, en de
rechtszaak van de weduwe raakt hen niet.
24 Daarom spreekt Meester, YAHUVEH van de legermachten, de Machtige van Israël:
Wee u! Ik zal troost halen bij Mijn tegenstanders, Ik zal Mij wreken op Mijn
vijanden.
* ~ Lukas 24: 13-29 ~ *
13 En zie, twee van hen gingen op diezelfde dag naar een dorp dat zestig stadiën
van Jeruzalem verwijderd was en waarvan de naam Emmaüs was.
14 En zij spraken met elkaar over al deze dingen die gebeurd waren.
15 En het gebeurde, terwijl zij met elkaar spraken en van gedachten wisselden,
dat YAHUSHUA Zelf bij hen kwam en met hen meeliep.
16 Maar hun ogen werden gesloten gehouden, zodat zij Hem niet herkenden.
17 En Hij zei tegen hen: Wat zijn dit voor gesprekken die u al lopend met elkaar
voert en waarom ziet u er zo bedroefd uit?
18 En de één, van wie de naam Kleopas was, antwoordde en zei tegen Hem: Bent U
als enige een vreemdeling in Jeruzalem dat U niet weet welke dingen daar in deze
dagen gebeurd zijn?
19 En Hij zei tegen hen: Welke dan? En zij zeiden tegen Hem: De dingen met
betrekking tot YAHUSHUA de Nazarener, Die een Profeet was, machtig in werken en
woorden voor ELOHIM en heel het volk;
20 en hoe onze overpriesters en leiders Hem overgeleverd hebben om Hem ter dood
te veroordelen, en Hem gekruisigd hebben.
21 En wij hoopten dat Hij het was Die Israël zou verlossen. Maar al met al is
het vandaag de derde dag sinds deze dingen gebeurd zijn.
22 Maar ook hebben sommige vrouwen uit ons midden, die vroeg in de morgen bij
het graf geweest zijn, ons versteld doen staan.
23 En toen zij Zijn lichaam niet vonden, kwamen ze zeggen dat ze zelfs een
verschijning van engelen gezien hadden, die zeiden dat Hij leeft.
24 En sommigen van hen die bij ons waren, gingen naar het graf en troffen het
ook zo aan als de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen zij niet.
25 En Hij zei tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft
al wat de profeten gesproken hebben!
26 Moest de Messias dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan?
27 En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de
Schriften over Hem geschreven was.
28 En zij kwamen dicht bij het dorp waar ze naartoe gingen en Hij deed alsof Hij
verder zou gaan.
29 En zij drongen er bij Hem op aan en zeiden: Blijf bij ons, want het is tegen
de avond en de dag is gedaald. En Hij ging naar binnen om bij hen te blijven.