Shabbat Shalom!
Welkom bij Shemot / Namen
- de Profetische lezing van deze week.


Profetie 1, 23, 39;
Exodus 1: 1-6: 1;
Jesaja 27: 6-28: 13, 29: 22-23;
Mattheüs 2: 1-12;

Jesaja 27: 6-28: 13, 29: 22-23

6

6 In de dagen die komen, zal Jakob wortel schieten, Israël zal bloeien en groeien en zij zullen het wereldoppervlak met vruchten vervullen.
7 Heeft Hij hem geslagen zoals Hij hem geslagen heeft die hem sloeg? Is hij gedood zoals zijn gesneuvelden sneuvelden?
8 Door hem op te jagen, te verdrijven, hebt U met hem een rechtszaak gevoerd. Hij heeft hem verdreven door Zijn harde wind, op de dag van de storm uit het oosten.
9 Daarom zal hierdoor de ongerechtigheid van Jakob verzoend worden. Dit is de volle vrucht: dat Hij zijn zonde zal wegdoen, wanneer Hij alle altaarstenen zal maken als stukgeslagen kalksteen;
geen gewijde paal of wierookaltaar zal blijven staan.
10 Want de versterkte stad zal een eenzame plek zijn en de woningen leeg en verlaten als de woestijn. Daar zullen kalveren grazen, en daar zullen ze neerliggen en haar takken kaal eten.
11 Zijn haar twijgen verdord, dan worden ze afgebroken. Vrouwen komen en steken ze aan. Het is immers niet een volk met inzicht. Daarom zal zijn Maker Zich er niet over ontfermen, en zijn Formeerder zal het geen genade bewijzen.
12 Op die dag zal het gebeuren dat YAHUVEH de aren zal uitkloppen vanaf de rivier tot aan de Beek van Egypte; en ú, Israëlieten, zult worden opgeraapt, één voor één.
13 Op die dag zal het gebeuren dat op een grote bazuin geblazen zal worden. Dan zullen zij komen die verloren waren in het land van Assyrië, die verdreven waren naar het land Egypte. En zij zullen zich voor YAHUVEH neerbuigen op de heilige berg in Jeruzalem.

28

1 Wee de trotse kroon van de dronkaards van Efraïm, en een verwelkende bloem, een schitterend sieraad op het hoofd van de vruchtbare vallei van hen die geveld zijn door de wijn.
2 Zie, YAHUVEH heeft iemand die sterk en machtig is als een hagelstorm, een storm van verderf. Zoals een vloed van geweldige, alles wegspoelende wateren werpt hij ze met de hand ter aarde.
3 Met voeten zal vertrapt worden de trotse kroon van de dronkaards van Efraïm.
4 En de verwelkende bloem van zijn schitterend sieraad op het hoofd van de vruchtbare vallei zal zijn als een vroege vijg vóór de zomer: als iemand die ziet, slokt hij die meteen op uit zijn hand.
5 Op die dag zal YAHUVEH van de legermachten tot een schitterende kroon en sierlijke krans zijn voor het overblijfsel van Zijn volk,
6 tot een geest van het recht voor wie zit om recht te spreken, en tot een kracht voor wie de strijd terugdringt naar de poort.
7 Ook dezen hier zwalken van wijn, dwalen rond door sterkedrank. Priester en profeet zwalken door sterkedrank. Zij zijn opgeslokt door de wijn, zij dwalen rond door de sterkedrank. Zij zwalken bij het uitleggen van het visioen, zij struikelen tijdens hun gerechtelijke uitspraak.
8 Ja, alle tafels zitten vol walgelijk braaksel, geen plek is schoon.
9 Wie kan Hij dan de kennis bijbrengen? Wie kan Hij dan het gehoorde doen begrijpen? Wie net van de moedermelk af zijn, wie net van de borst zijn afgehaald?
10 Want het is gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een beetje, daar een beetje.
11 Ja, met belachelijke klanken en in een andere taal zal Hij tot dit volk spreken,
12 tegen wie Hij zei: Dit is de rust, geef de vermoeide rust, en dit is de verademing – maar zij wilden niet luisteren.
13 Daarom zal voor hen het woord van YAHUVEH zijn: gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een beetje, daar een beetje, zodat zij, als zij weggaan, achterovervallen,
verpletterd worden, verstrikt raken en gevangen worden.

29

22 Daarom, zo zegt YAHUVEH tegen het huis van Jakob, Hij Die Abraham heeft verlost (Aleph/Tav): Nu zal Jakob niet beschaamd hoeven te worden, en nu zal zijn gezicht niet wit wegtrekken,
23 want als hij zijn kinderen ziet, het werk van Mijn handen in zijn midden, dan zullen zij Mijn Naam als heilig erkennen, zij zullen de Heilige van Jakob als heilig erkennen, zij zullen bevreesd zijn voor de ELOHIM van Israël.

Mattheüs 2

1 Toen nu YAHUSHUA geboren was in Bethlehem, in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het oosten kwamen in Jeruzalem aan,
2 en zeiden: Waar is de Koning van de Joden die geboren is? Want wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden.
3 Toen koning Herodes dit hoorde, raakte hij in verwarring en heel Jeruzalem met hem.
4 En nadat hij alle overpriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen had laten komen, wilde hij van hen weten waar de Messias geboren zou worden.
5 Zij zeiden tegen hem: In Bethlehem, in Judea, want zo staat het geschreven door de profeet:
6 En u, Bethlehem, land van Juda, bent beslist niet de minste onder de vorsten van Juda, want uit u zal de Leidsman voortkomen Die Mijn volk Israël weiden zal.
7 Toen riep Herodes de wijzen onopgemerkt bij zich en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd dat de ster verschenen was;
8 en hij stuurde hen naar Bethlehem en zei: Ga erheen en doe nauwkeurig onderzoek naar dat Kind, en als u Het gevonden hebt, bericht het mij, zodat ook ik kom om Het te aanbidden.
9 En nadat zij de koning aangehoord hadden, gingen zij op weg. En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat hij boven de plaats kwam te staan waar het Kind was.
10 Toen zij de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde.
11 En toen zij in het huis kwamen, zagen zij het Kind met Maria, Zijn moeder, en zij vielen neer en aanbaden Het. Zij openden hun schatkisten en brachten Hem geschenken: goud en wierook en mirre.
12 En nadat zij door een aanwijzing van ELOHIM in een droom gewaarschuwd waren om niet terug te keren naar Herodes, keerden zij langs een andere weg terug naar hun land.